Mijnheer Puntila en zijn knecht Matti | naar Bertolt Brecht | regie Paul Anrieu
Brechtiaanse vervreemding, een nieuwigheid in het Vlaamse theaterlandschap.
De Finse landgoedbezitter Puntila is een onberekenbare, dubbele figuur. Nuchter is hij een hardvochtige zakenman en uitbuiter. Dronken is hij een mensenvriend die zijn chauffeur Matti omarmt als zijn gelijke. Nuchter wil hij zijn dochter aan een gegoed diplomaat uithuwelijken. Dronken wil hij haar, volgens haar wens, aan knecht Matti schenken. Knecht Matti schikt zich op zijn beurt handig in dat wisselende gemoed om er zijn voordeel mee te doen. In het kort: in dit volksstuk van Bertold Brecht blijkt iedere integere, menselijke verhouding over de klassen heen een dronken illusie.
De versie van de Brusselse regisseur Paul Anrieu ging bij NTG in première op 18 februari 1967 en bleef bijzonder trouw aan Brechts Modelbuch. Typisch brechtiaans is dat de gethematiseerde (sociale) tegenstellingen niet psychologiserend zijn uitgewerkt, maar door middel van vervreemding. Een nieuwigheid in het Vlaamse theaterlandschap van de jaren 1960. In plaats van een illusie te scheppen, wordt de werkelijkheid ontmaskerd. Door het gewone als zonderling uit te beelden, wordt het in vraag gesteld, maar ook als veranderlijk gepresenteerd. Concreet zit de vervreemding onder andere in de bijzondere speelstijl, die niet de feiten wil uitbeelden maar datgene dat achter de feiten steekt. Daarnaast wordt het spel ook onderbroken met commentaren, liederen, geprojecteerde teksten...
De bezetting bestond uit maar liefst 28 acteurs, waarvan 19 uit het ensemble. Puntila werd vertolkt door een memorabele Werner Kopers, waarnaast Jef Demedt als knecht Matti en Suzanne Juchtmans als dochter Eva. De voorstelling speelde voor het laatst op 6 maart 1967. In totaal werd ze 17 keer gespeeld voor zo'n 9000 toeschouwers.