Dré Poppe | eerste artistiek directeur

Dré Poppe was in 1950 medestichter van Toneelstudio '50, vanaf 1955 keldertheater ARCA. Gedurende vijftien jaar was hij de actieve leider van dit kamergezelschap. Door die jarenlange praktijkervaring en zijn grondige kennis van wat Gent op dat moment aan talent te bieden had, was Dré Poppe dé aangewezen persoon om directeur te worden van het nieuwe gezelschap.

Bij het rekruteren van acteurs bleek al vlug dat binnen de bestaande repertoiregezelschappen KNS en KVS zo goed als niemand het risico wilde nemen om naar Gent te komen. Uitzonderingen waren Werner Kopers en Jef Demedts, die als Gentenaars wel de stap van KVS naar NTG wilden maken. Markant detail: Poppe wist Kopers en Demedts te engageren tegen dezelfde voorwaarden die ze bij KVS hadden. De raad van beheer vond echter dat daar wel 1000 frank kon afgepingeld worden, want nu hoefden ze niet meer naar Brussel te sporen...
Het NTG van het eerste uur had een gezelschap samengesteld uit jonge, onervaren acteurs en actrices, men sprak wel eens spottend over de Kindertuin van NTG.

Het was bovendien een kwantitatief kleine ploeg, in totaal slechts 30 personeelsleden: de directeur, geassisteerd door een zakelijk leider (Albert Hanssens) en twee bedienden, tien acteurs en zeven actrices, vier technische medewerkers en vijf machinisten. Ter vergelijking: momenteel (1985, red.) telt het NTG een kleine honderd werknemers. Toch werden er het eerste seizoen maar liefst elf eigen producties opgezet, waarvan samen 164 voorstellingen werden gespeeld. Voorwaar geen sinecure voor een debuterend gezelschap. Deze ambitieuze aanpak is de realisatie van een levende Gentse schouwburg na twintig jaar winterslaap.

Vanaf het tweede seizoen werd de spelerskern uitgebreid met Hugo Van den Berghe en Cyriel Van Gent. De kracht van het NTG lag weliswaar in zijn jeugd, maar overschatting van de capaciteiten bij het toekennen van al te zware opdrachten aan de vaak nog 'groene' acteurs was een reëel gevaar. Jeugdzonden werden echter gecompenseerd door een enorm enthousiasme binnen het gezelschap, een dynamisme dat uiteindelijk ook vruchten afwierp: de toeschouwers voelden een zekere sfeer in dit theater, een positieve ingesteldheid die de kritische evaluatie makkelijker deed omslaan in een appreciatie van het werk.

Dré Poppe wou de mogelijkheden, respectievelijk beperkingen van zijn jong gezelschap uittesten via een uitgebreid, maar toch evenwichtig samengesteld repertoire. Hij hield bij zijn stukkenkeuze bovendien duidelijk rekening met de theatersituatie binnen Gent. Het oude KNS-publiek kwam hij tegemoet met auteurs als Tennessee Williams of Arthur Miller. Hij realiseerde een uitgebalanceerd repertoire met naast de klassiekers (Sophocles, Shakespeare, Ibsen, Tsjechov) en meer recente auteurs (Anouilh, Sartre, Brecht, Williams, Miller, Pinter) een ruime plaats voor de komedie (Feydeau, Camoletti,…) verder aangevuld met een thriller (Knott) of een musical (Nash) en jaarlijks de statutair verplichte Vlaamse productie (Teirlinck, Brulin, Van Vreckem).

Bij de realisatie van dit repertoire wou Poppe nagaan welke regisseurs met welke specifieke kwaliteiten best aansloten bij het gezelschap, wie wat kon bijbrengen aan die onervaren acteurs. Niet minder dan 16 regisseurs passeerden tijdens die eerste twee seizoenen de NTG-revue, enkel 'Gentse' regisseurs als Frans Roggen (4x), Walter Eysselinck (2x) en Dré Poppe zelf (2x) kwamen meer dan eens aan bod. Op lange termijn zou er uit die ervaringen een huisregisseur naar voren moeten treden.

Vanuit een zeer goede feeling voor de Gentse theatersituatie wist Dré Poppe een stevige basis te leggen voor de verdere uitbouw van het NTG als repertoiregezelschap. De onmiddellijke massale publieksrespons zou als objectieve barometer kunnen fungeren voor een beleid dat zeker en vast het 'grote' publiek - in dit geval zelfs een nieuw publiek - wou bereiken. Paradoxaal genoeg was dit succes de directe oorzaak van de breuk NTG-Poppe na amper twee seizoenen. Het driejarig contract van Poppe bevatte een clausule die bepaalde dat een percentage van de recette boven een vooraf vastgelegd gemiddelde als een soort commissie bij zijn directeurswedde zou worden gevoegd. Door die onverwacht hoge publiekstoeloop liep die extra commissie op tot een fiks bedrag. Dit algemeen gangbaar commercieel principe (resultaat wordt extra gehonoreerd) was echter een doorn in het oog van de NTG-raad van beheer die vanuit een bekrompen ambtenaarsmentaliteit blijkbaar niet inzag dat het NTG zelf in de eerste plaats voordeel haalde uit die hoge publieksopkomst (er was een overschot van enkele miljoenen). Na twee jaar werd Dré Poppe een contractherziening voorgelegd: bewuste clausule moest hij laten vallen. Poppe stond erop dat zijn oorspronkelijk contract nageleefd zou worden. Een verzoening van die twee standpunten bleek onmogelijk zodat dit conflict uiteindelijk voor de rechtbank werd beslecht: Dré Poppe werd in het gelijk gesteld. Aan de hele affaire hield het NTG een flinke financiële kater over.

Bron: Twintig jaar NTG - DE UNDERDOG BIJT TERUG Alex Mallems in Etcetera, 1985-10 nummer 12